Een groot wegenbouwbedrijf had een aantal jaren geleden schoon genoeg van alle fraudegevallen en niet-integer gedrag binnen de organisatie. De schade was groot (financieel, imago) en dat moest maar eens afgelopen zijn, zo vond de directie. Daarom werd een integriteitsadviesbureau ingeschakeld om middels een e-learningmodule de cultuur van de organisatie te verbeteren, en zo de kans op fraude in de toekomst te verkleinen.

De aanpak werkt. Er komen beduidend minder zaken voor die het daglicht niet kunnen verdragen en het personeel houdt elkaar – extra bewust als ze zijn – scherp op zaken die mogelijk niet door de beugel kunnen. Maar dan krijgt de directie van de compliance-officer van een gemeente te horen dat er mogelijk sprake is van (een poging tot) ambtelijke omkoping door een medewerker van het wegenbouwbedrijf. De betrokken medewerker van de gemeente is onderwerp van een integriteitsonderzoek. Daar is de naam van het wegenbouwbedrijf naar voren gekomen. Deze ambtenaar liet zich door leveranciers onder meer fêteren met luxe golftripjes naar Portugal en VIP-tickets voor de Formule 1.

De ambtenaar liet zich fêteren met luxe golftripjes naar Portugal

In belang van het bedrijf gehandeld

Na onderzoek door een particulier onderzoeksbureau, blijkt de medewerker van het wegenbouwbedrijf voor duizenden euro’s aan cadeaus en uitjes te hebben geschonken aan de betrokken ambtenaar. De kosten van deze uitjes werden in de bouwprojecten geboekt en de projectkosten werden door de ambtenaar in kwestie gefiatteerd. Wanneer de medewerker van het wegenbouwbedrijf wordt geconfronteerd met zijn handelswijze, geeft hij aan er zelf niet beter van te zijn geworden. Hij is er heilig van overtuigd dat hij in het bedrijfsbelang handelde. Ondertussen maakt de directie van het wegenbouwbedrijf zich natuurlijk zorgen over de gevolgen van het handelen van de medewerker. Imagoschade en risico op het verliezen van deze opdrachtgever.

Medewerker vecht ontslag tevergeefs aan

Wanneer de betrokken medewerker op staande voet wordt ontslagen, volgt een juridische procedure waarin de medewerker zijn ontslag aanvecht. De medewerker beroept zich op ‘gewoonterecht’. Binnen de organisatie zou het sinds jaar en dag gebruikelijk zijn om opdrachtgevers dingen ‘toe te stoppen’ om ze zo gunstig te stemmen.

De directie van het wegenbouwbedrijf voert hierop aan dat dit zeker niet (meer) het geval is. En dat dit ook blijkt uit de inspanningen die het wegenbouwbedrijf heeft gedaan op het gebied van integriteit. Er wordt zelfs een uitdraai van het learning-managementsysteem overlegd waaruit blijkt dat de betrokken medewerker een e-learning heeft gemaakt over integriteit. Ook de behandelde onderwerpen worden naar voren gebracht. Hieruit blijkt dat de medewerker wel degelijk wist dat dergelijke handelswijzen absoluut uit den boze zijn, zo oordeelt de rechter. In de e-learningmodule zit nota bene een casus over het verstrekken van geschenken en uitjes aan opdrachtgevers. De vordering van de medewerker wordt derhalve afgewezen.