De centrale directie van een groot bouwbedrijf krijgt verschillende signalen aangaande luxe feestjes en reizen van de directeur en managers van een vestiging elders in het land. Geen gebruikelijke gang van zaken binnen het bouwbedrijf en men vraagt zich ook bij de centrale directie af, waar dit allemaal van betaald werd. Het budget binnen het bedrijf zou voor dergelijke uitjes niet toereikend moeten zijn. Uit controle van de financiële administratie van de betreffende vestiging, blijkt dat er geen buitensporige uitgaven zijn geweest op het gebied van reiskosten, hotels of feesten en partijen.
Dan komt er een melding binnen van een vertrekkend medewerker. Die weet tijdens zijn exitgesprek te vertellen dat er een grote hoeveelheid contant geld op de betreffende vestiging aanwezig is. Hij heeft daar tijdens zijn dienstverband al eens over aan de bel getrokken bij de vestigingsdirecteur, maar werd toen met een kluitje in het riet gestuurd.
De centrale directie schakelt een recherchebureau in om uit te zoeken hoe de vork in de steel zit. Uit digitaal en administratief onderzoek blijkt dat er aanwijzingen zijn van het ‘buiten de boeken om’ inleveren van restmaterialen (oud ijzer en koper). De hypothese is dat deze worden ingeleverd bij de lokale oud-ijzerhandel, waarbij de opbrengst contant in ontvangst wordt genomen. Deze handelswijze zou kunnen verklaren waar de grote hoeveelheid contant geld vandaan komt. Echter, de hoeveelheid vrijgekomen restmaterialen zou normaal gesproken niet voldoende zijn om al die luxe uitjes en etentjes mee te betalen. Nader onderzoek in de inkoop- en verkoopadministratie levert wel wat aanwijzingen dat er iets niet helemaal klopt, maar de modus operandi kan niet worden achterhaald. Hierop wordt besloten om observatieonderzoek in te zetten. Er móet simpelweg een handelswijze zijn die leidt tot de financiële middelen om al die uitjes te betalen en deze buiten de boekhouding te houden.
Nadat het observatieteam enkele dagen bij de poort van het terrein heeft staan posten, hebben ze beet. Ze zien dat medewerkers van het bouwbedrijf ’s avonds het terrein oprijden en allerlei materialen inladen. Vervolgens rijden ze het terrein af en gaan naar andere locaties om werkzaamheden uit te voeren op adressen die in de administratie van het bouwbedrijf niet voorkomen.
Wanneer het recherchebureau de betreffende medewerkers verhoort, blijkt dat zij deze grote hoeveelheden materialen kopen bij hun werkgever en deze contant afrekenen. Omdat ze hun bijbeunklussen ook contant betaald krijgen, is er een levendig contant geld circuit ontstaan binnen het bouwbedrijf. De vestigingsdirecteur wordt als laatste gesproken. Nadat hij eerst in alle toonaarden heeft ontkend, moet hij uiteindelijk (met deze hoeveelheid bewijsmateriaal) toegeven dat er inderdaad sprake is van contante verkoop van materialen, waarvan de opbrengst buiten de boeken blijft en wordt aangewend voor luxe feestjes en reizen.
De directeur wordt op staande voet ontslagen.
Wilt u meer weten over onze werkzaamheden als recherchebureau? Ons team staat voor u klaar.